zaterdag 11 april 2009

Sprookje

Van een prinsesje en een roversdochter

Deel 5
Waarin de roversdochter korte metten maakt en
zich vervolgens tot socialiste ontpopt.


Ze hief haar staf en sloeg de koning éénmaal, tweemaal, driemaal, tot de oude gierigaard buiten westen van zijn stapel goud afrolde. De roverdochter riep een lakei. 'Ruim de rommel op!' gebood zij. Toen ging ze op de stapel goud zitten en binnen vijf minuten was ze tot op het bot verveeld. 'Wat moet ik met al dat goud als ik mijn prinsesje niet heb?' dacht ze. Ze bedacht dat ze het goud naar het bos zou kunnen sturen en dat haar moeder en het prinsesje trots op haar zouden zijn. Maar toen herinnerde ze zich de schamele huisjes van de mensen die bij het paleis woonden en hoe die mensen haar hadden toegejuicht. En ze bedacht dat haar moeder en het prinsesje nooit blij zouden zijn met één stapel goud. Na een dag zouden ze zeuren dat er geen twee stapels waren en als de roverdochter dan een tweede stapel zou roven, dan wilden ze vast een derde en een vierde stapel. Of ze zouden vinden dat het goud niet hard genoeg glom en vragen waarom de roverdochter geen betere kwaliteit had kunnen veroveren, had ze soms helemaal geen ogen in haar hoofd? 'Bah,' dacht de roverdochter en ze wist wat haar te doen stond. Ze riep de lakei weer bij zich en beval hem het goud onder de onderdanen te verdelen. Zo geschiedde en de onderdanen waren blij en dankbaar en maakten de roverdochter tot roverkoningin. Ze schonken haar een oorbel van parelmoer en voor het eerst in haar leven voelde de roverdochter, die nu roverkoningin was, zich gelukkig en gewaardeerd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten