woensdag 22 april 2009

Sprookje

Van een prinsesje en een roversdochter

Deel 6
Waarin rechtvaardigheid toch ook maar gaat vervelen en de
roversdochter een belasting bedenkt voor het goede doel.

Maar aan alles komt een einde, ook aan het geluk van een rechtvaardige roverkoningin en al snel zat de roversdochter zich in haar paleis te vervelen, terwijl haar onderdanen haar vertelden hoe goed en rechtvaardig ze was. 'Wat heb ik eraan om goed en rechtvaardig te zijn, als ik mijn prinsesje niet bij me heb?' dacht de roverkoningin. 'En voor mijn onderdanen zou het ook goed zijn iemand te hebben die niet goed en rechtvaardig is, al was het maar om het verschil te zien. Alle rechtvaardigheid gaat immers ook snel vervelen.' Meteen wist de roverkoningin wat haar te doen stond.


Ze riep haar onderdanen bij elkaar op de grote binnenplaats van het paleis en vroeg ze allemaal om iets te geven: één gift, maar dan wel iets moois, liefst iets wat blonk in de zon. Omdat de onderdanen zo van hun roverkoningin hielden, deden ze dat graag. Sommige mensen gaven het goudstuk terug dat ze van de koningin gekregen hadden. Anderen gaven spiegels en kraaltjes, sommigen gaven lampjes of fijn bewerkte beeldjes. Een enkeling doneerde een muziekinstrument of een zandloper. Toen ze alle giften had, toog de roverkoningin aan het werk. Dagen en nachten werkte ze door en van alle giften van haar volk maakte ze de aller-aller-allermooiste jurk die ooit gemaakt was. Toen de jurk bijna af was, haalde ze tenslotte de parelmoeren oorbel uit haar oor en maakte ook die er op vast. Zo zwaar was de jurk door alles wat er in verwerkt zat, dat ze door zes soldaten gedragen moest worden. De koningin zei de soldaten dat ze de jurk naar het hutje in het donkere, donkere bos moesten brengen. Toen wachtte ze af.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten